Er zijn van die dagen dat ik regelmatig aan hem denk. Mijn jochie dat me al jaren geleden heeft verlaten. Herinnneren, het is altijd anders. De ene keer overheerst toch verdriet, de andere keer de weemoed. Soms, hou ik mijn ogen dicht en voel hem in mijn armen. Ik ging gisteren naar Pakhuis 33 om de uitslag van de strijd te horen. Helaas, niet dus. Maar ik had een klein boekje in mijn tas gestoken om de tijd te doden tijdens het wachten. Onze journaliste, die zo af en toe schrijft vanuit Amorgos, een schoon Grieks eiland was zo vriendelijk mijn meesterwerk heen en weer te rijden en ook samen met me te zijn tijdens de uitslag. Het is een gedichtenboekje van de Indiase dichter-filosoof Rabindranath Tagore en dit gedicht maakt mij denken aan mijn verloren zoon.
Het einde
Het is tijd voor mij om te gaan, moeder! Ik ga heen.
Als je je armen uitstrekt, in de verblekende duisternis van de dageraad, naar je kindje in bed, dan zeg ik: "kindje is er niet!" Moeder ik ga heen.
Ik zal een zacht windvleugje worden en je liefkozen; ik zal de rimpels worden van het water als je baadt en en je kussen en weer kussen.
In de winderige nacht, als de regen op de bladeren klettert, dan zul je mijn gefluister horen in je bed en mijn lach zal met het weerlicht door het open venster in je kamer flitsen. Als je wakker ligt en aan je kindje denkt, laat in de nacht, dan zal ik tot je zingen vanaf de sterren: "Slaap, moeder, slaap!"
Op de dwalende manenstralen zal ik over je bed sluipen en op je boezem liggen, terwijl je slaapt.
Ik zal een droom worden en door de smalle spleet van je oogleden zal ik in de diepten van je slaap glijden en als je ontwaakt en verschrikt rondkijkt, dan zal ik als een tintelende vuurvlieg in de duisternis wegzweven.
Als bij het grote Poejafeest de kinderen van de buren komen en in het huis spelen, dan zal ik versmelten in de fluitmuziek en de hele dag kloppen in je hart.
Tantelief zal met Poejageschenken komen en vragen: "Waar is ons kindje, zuster?"
Moeder, je zult maar zachtjes zeggen: "Kindje is in mijn oogappel, in mijn lijf en in mijn ziel."
Het maakt mij stil en toch een beetje blij. Het komt uit het boekje "De wassende maan". en is geschreven in 1917. Het is oud en toch tijdloos tegelijk.